Op de werkvloer lopen heel wat mensen rond met indrukwekkende functietitels en labels. ‘Baas’ en ‘leider’ zijn synoniemen, al laat het gros van de communicatie dikwijls anders uitschijnen. Kunnen we die twee woorden echt zomaar omwisselen? Of is een van de twee beter dan het andere? Bij INTUO deden we er alvast de nodige research naar.

Laten we eerst even naar de officiële definities kijken, gegrepen uit het woordenboek.

baas (de; m; meervoud: bazen)
1
hogergeplaatste, chef, directeur enz.: de baas spelen heersen; hij is mij de baas overtreft mij; de moeilijkheden de baas kunnen ze aankunnen

lei·der (de; m,v; meervoud: leiders)
1
iem. die leidt, bestuurt, aanvoert
2
(sport) persoon, ploeg die nummer één is


Wat ons opvalt, is dat de twee termen allesbehalve gelijkaardig zijn. Sterker zelfs, ze lijken wel tegengestelden. Hun enige gemeenschappelijke factor? Beide zijn zelfstandige naamwoorden (en zo zijn er nog wel enkele honderdduizenden in het Nederlands).

Wat is dan het verschil?

De connotatie van beide woorden laat weinig aan het toeval over. Zo heeft ‘baas’ een negatievere bijklank dan ‘leider’. Bij het woord ‘baas’ denken we spontaan aan iemand die in zijn duur maatpak in zijn directiestoel zit, afgezonderd van en gevreesd door de werknemers. Aan het andere eind van het spectrum vind je de ‘leider’, die tijdens brainstormsessies ideeën deelt met collega’s. Iemand die elke dag in contact staat met het team en ervoor zorgt dat iedereen het goed stelt

Naast die stereotiepe beelden zijn er nog andere duidelijke verschillen tussen bazen en leiders:

Wanneer we die stuk voor stuk overlopen, is het gemakkelijk om snel conclusies te trekken: “Een baas is een harteloze tiran en een leider is een graag geziene verantwoordelijke”. Wat moeten we daaruit concluderen? Dat het slecht is om een baas te zijn, en dat je dus maar beter leider wordt?

Context, context, context

Helaas is het geen zwart-witverhaal. Zo leert onze ervaring bij INTUO ons dat het niet altijd beter is om eerder een leider te zijn dan een baas. Mensen zien een baas al snel als boeman: meedogenloos en op macht belust. Maar de buitenwereld zou diezelfde baas misschien juist omschrijven als eerlijk, efficiënt en rechtvaardig. Kortom: alles heeft te maken met de juiste context. Hieronder lees je enkele herkenbare situaties die aantonen dat omstandigheden een grote invloed hebben op onze perceptie. 

Context 1: Beslissen onder tijdsdruk

Je hebt een strakke deadline om een grove communicatiefout recht te zetten bij een van je belangrijkste klanten. En je hebt tot klokslag 17 uur om de situatie op te lossen. Anders zal je niet enkel je klant verliezen, ook riskeer je dat die klant zijn slechte ervaring deelt met zijn netwerk.

Je snapt ook wel dat dit niet het moment is voor een constructieve teammeeting en een democratische brainstormsessie. Er moet snel gehandeld worden, en dat is de taak van de leidinggevende - op basis van de informatie en de kennis waarover die op dat moment beschikt. Het hele team erbij betrekken? Nee, dat zou te veel tijd kosten. Wanneer de inzet zo hoog is en je onder tijdsdruk staat, is het beter dat iemand de touwtjes stevig in handen neemt - een baas dus.

Context 2: Morele steun

Het salesteam heeft een prospect slecht opgevolgd, en verloor daarbij een belangrijke nieuwe deal. Dat heeft niet alleen impact op de omzet, maar ook op de moraal van het salesteam.

Dat is voor jou als salesmanager natuurlijk ook een ferme domper. Je hebt nu twee mogelijkheden. Optie één: je legt de schuld bij je teamleden, steekt een 'Ik had het je nog zo gezegd'-tirade af, en dreigt om verantwoordelijkheden of bonussen in te houden. Objectief gezien besef je dat zoiets nergens goed voor is. Dus is er nog optie twee: je organiseert een workshop en verzamelt alle salesmensen rond de tafel om te zoeken naar nieuwe manieren om jullie salescyclus te verbeteren en fouten in de toekomst te vermijden. Delen in de verantwoordelijkheid, zoals een leider dat zou doen, is hier dus de juiste keuze.

Context 3: Het autonomievraagstuk

Je bent sinds kort manager in een bedrijf en verantwoordelijk voor een team van 15 mensen. In vakmagazines lees je hoe belangrijk ownership is geworden voor werknemers. Als leider beslis je dan ook om hen meer autonomie te geven. Tijdens jullie eerste teammeeting leg je het concept van autonomie uit en laat je zelfs weten dat werknemers in de toekomst van thuis zullen kunnen werken. Jouw aankondiging wordt uiteraard goed onthaald. Toch hang je er als baas nog een belangrijke voorwaarde aan vast: dit nieuwe privilege zal enkel gelden zolang ook de resultaten ernaar zijn.

Als een echte leider verleende je het team meer vrijheid en gaf je hen blijk van vertrouwen. Tegelijk bleef je als baas strikt en legde je de nadruk op het belang van resultaten en productiviteit.

Conclusie?

Deze kwestie van “baas of leider” kan je niet zonder context bekijken. Geen van beide soorten managers is superieur. Afhankelijk van de situatie zal de ene sterker staan dan de andere. Kortom: een goede manager is doeltreffend waar nodig en past zich aan wanneer de situatie daarom vraagt.