Het is duidelijk dat artificiële intelligentie tal van wenselijke effecten heeft, maar intussen weten we ook wat de ethische gevaren zijn. Er zijn problemen met onder meer privacy, bias, veiligheid en transparantie, maar AI staat ook niet los van het milieu. En hoewel over beide thema’s afzonderlijk veel wordt nagedacht en gediscussieerd, ligt de focus te weinig op de nauwe band tussen beide. Hoogtijd om die bijzondere relatie van naderbij te bekijken. Want een ethische blik op AI moet ook een duurzame blik zijn.

Milieu is vandaag één van de belangrijkste thema’s, zo niet het belangrijkste. Volgens sommigen plaatst het artificiële intelligentie dan ook in de schaduw, hoezeer die technologie eveneens wordt gehypet. Dat is voor een deel terecht. Hoe nuttig een slimme tandenborstel ook mag zijn, en hoe interessant het speculeren over superintelligente wezens die de mensheid overnemen is, dergelijke zaken zijn vrij banaal vergeleken met de milieuschade als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen door de producten van de industriële revolutie: auto’s, vliegtuigen en fabrieken.

Niettemin miskent de bewering dat AI minder relevant is in vergelijking met de milieuthematiek de nauwe band tussen AI en milieu. Slimme systemen kunnen zowel milieuschade voorkomen als bestaande milieuproblemen vergroten. Ik verklaar me nader.

Schadelijk voor het milieu

Het lijdt geen twijfel dat tal van niet-intelligente technologieën gunstige effecten hebben op het milieu. Ik denk dan in de eerste plaats aan zonnepanelen en elektrische auto’s. Hetzelfde kan echter ook worden gezegd van AI-systemen. Neem het project Green Horizons, dat in 2014 werd opgestart door de stad Beijing in samenwerking met het bedrijf IBM. Met behulp van onder meer verkeerscamera’s, sociale media, weerstations en draagbare sensoren worden gegevens verzameld over de verspreiding van fijn stof, de meest gevaarlijke vorm van luchtvervuiling.

Op deze data worden AI-systemen losgelaten. Die systemen analyseren de ontvangen informatie en voorspellen waar en wanneer vervuiling zal optreden. Zulke voorspellingen kunnen over tien dagen in de toekomst gaan, waardoor de overheid gericht kan ingrijpen en zo de luchtkwaliteit kan verbeteren. De impact? De hoeveelheid fijn stof nam in enkele jaren tijd met 20% af, een erg goed resultaat, zeker als je weet dat in China jaarlijks duizenden mensen sterven ten gevolge van luchtvervuiling.

De keerzijde is wel dat AI schadelijk is voor het milieu. De cloud hangt niet in de lucht, maar zit in materialen, resideert in machines. Het vereist computers om grote hoeveelheden gegevens op te slaan en snel berekeningen te maken, computers die zich overigens voornamelijk in datacenters in de Verenigde Staten, China en Europa bevinden, en vooral door techgiganten als Amazon worden beheerd.

Dat is misschien op zich geen probleem, ware het niet dat voor het maken van computers onder meer tin en zilver nodig zijn, en dat de productie van computers nogal wat van beide vereist. Ongeveer 36% van de wereldwijd beschikbare hoeveelheid tin gaat naar het maken van elektronica, voor zilver bedraagt het min of meer 15%.

Energievreters

Bovendien vergt het gebruik van die machines energie, bijzonder veel energie. Ook omdat datacenters wegens de warmte van de computers zijn uitgerust met een energievreter als airconditioning. Om een idee te geven: naar schatting 5 tot 9% van alle energieconsumptie zou bestemd zijn voor informatietechnologie, waaronder ook artificiële intelligentie. Het trainen van een groot AI-systeem verbruikt ongeveer 2.8 gigawattuur elektriciteit, wat overeenkomt met het elektriciteitsverbruik van drie kerncentrales in een uur. Volgens onderzoekers uit Zweden zal er vanuit de AI-wereld tegen ongeveer 2030 vijftien keer meer vraag naar elektriciteit zijn.

Om een idee te geven: naar schatting 5 tot 9% van alle energieconsumptie zou bestemd zijn voor informatietechnologie, waaronder ook AI

Een daaraan gerelateerd probleem is dat AI gepaard gaat met een grote uitstoot van broeikasgassen. 2% van de wereldwijde C02-emissie zou momenteel te wijten zijn aan informatietechnologie en AI. Alleen al het trainen van een populair algoritme is verantwoordelijk voor de uitstoot van meer dan 200.000 kilogram CO2. Ter vergelijking: een gemiddelde Europese vlucht stoot per persoon ongeveer 500 kilogram koolstofdioxide uit in de atmosfeer.

Onderzoekers Lotfi Belkhir en Ahmed Elmeligi vermoeden dat rond 2040 naar schatting 14% van wereldwijde uitstoot van CO2 afkomstig zal zijn van slimme technologie. Dat ondersteunt niet alleen de bewering dat AI moreel problematisch is, het is bovendien een reden om het ook over AI te hebben wanneer over het milieu wordt gedebatteerd, en niet enkel over vlees eten, wasbare luiers, vliegreizen en autorijden.

Duurzame blik op AI

Zeker, het ecologische probleem is niet ontstaan door AI, maar dat relativeert de impact ervan op het milieu niet; het vermindert niet de noodzaak om over AI in ecologische zin na te denken, wel integendeel. Een ethische blik op AI moet ook een duurzame blik zijn.

Vandaar dat het ook beter zou zijn om niet te spreken over Human-Centered AI, één van de vele uitdrukkingen die vandaag wordt gebruikt in de context van een ethische reflectie op artificiële intelligentie. Die benaming suggereert immers dat AI-ethiek louter gaat over de rechtstreekse effecten van slimme technologie op mensen – denk aan bias en privacy – terwijl ethiek niet beperkt mag worden tot dat. Ethiek moet ook gaan over het onrechtstreekse effect van AI op de mens, dat wil zeggen: over de gevolgen die AI-systemen via het milieu op de mens hebben.

Daarnaast moet worden gekeken naar de effecten van slimme technologie via het milieu op niet-menselijk leven: op planten en bomen bijvoorbeeld, maar ook op dieren die geen mensen zijn. Er is geen goede reden om AI-ethiek uitsluitend over mensen te laten gaan.

We hebben met andere woorden ook in deze context nood aan een niet-antropocentrische benadering van de ethiek. Kortom, het is aangewezen te streven naar een brede opvatting van Ethical AI, dat wil zeggen: naar Sustainable AI.