“Ik pleit ervoor dat leerkrachten hun professionele intuïtie gebruiken en inzetten”, zei sociaal pedagoog Bert Smits eerder dit jaar in een interview met Bloovi. Geert Van Hout is zo iemand. Met een groep gelijkgestemde freinetwerkers start de voormalige leerkracht in september een nieuwe secundaire school met zeven vestigingen in Vlaanderen. Omdat kleinschaligheid fundamenteel is: “We hebben in onze statuten vastgelegd dat een Keerpuntschool nooit meer dan 150 leerlingen mag tellen.

Hij weet het nog goed. Het was een vrijdagmiddag in mei 2017 op de speelplaats van Villa Da Vinci, de middelbare Freinetschool in Sint-Niklaas. “We organiseerden met de tweede graad een week over de ideale school”, doet Geert Van Hout het verhaal. “Op de laatste dag van die week sprak ik met collega en vriend Gert Morreel op de speelplaats nog eens over onze dromen met het onderwijs. We zeiden tegen elkaar: Zoals deze week zouden we altijd moeten kunnen werken. Zouden we toch niet nog eens proberen iets op te starten?

Het moet een kleine school zijn

“We hebben dan informatie ingewonnen bij de koepel van onafhankelijke methodescholen. Dat was eerst een teleurstelling, omdat je voor een secundaire school minstens 141 leerlingen in de eerste graad moet inschrijven om subsidies te krijgen. Om dan te groeien naar 300 of zelfs 600 leerlingen”, aldus Van Hout. “Terwijl het eerste waar wij het onmiddellijk over eens waren, was: het moet een kleine school zijn. Plots bedachten we dat we dat leerlingaantal wel eens zouden kunnen verdelen over verschillende vestigingen onder één schoolbestuur. En wat bleek: dat mag.”

“We hebben dan met vijf freinetwerkers de vzw Keerpunt Freinetscholen opgericht en tegelijkertijd de boodschap de wereld ingestuurd dat we op zoek zijn naar andere vestigingen. Zo kwamen we in contact met een groep ouders in Alken. Daarna volgden Oudenaarde, Geraardsbergen en Brussel.”

“Het is buitengewoon spannend”, zegt Van Hout enthousiast. “De eerste maanden waren we heel veel bezig met de wetgeving, statuten schrijven, een vennootschap oprichten en nadenken over financiën. De zoektocht naar geschikte gebouwen heeft ons eveneens veel tijd gekost. Maar echt een karwei is het nooit geweest. Voor niemand uit de groep. En geleidelijk aan wordt het nu steeds concreter.”

Nieuwe studierichting

Onze eindtermen zijn dezelfde als die van andere scholen. Wat anders is, is hoe we die doelen willen bereiken. Wat absoluut innovatief is voor het secundair onderwijs is dat we consequent vanuit de Freinettechnieken zullen vertrekken.”

Van de eindtermen kunnen we meer dan de helft alleen al realiseren door de Freinettechnieken dagelijks toe te passen. Dus de kringgesprekken, de klasraad, het onderzoek, de vrije tekst, de klaskrant, de klaskas,…”

“We hebben naar analogie met Steiner- en Yeshiva-scholen bij de overheid een aanvraag ingediend voor een nieuwe studierichting Freinetpedagogie. Een studierichting met een domeinoverschrijdend aso-aanbod van technische en artistieke vorming gericht op hoofd, hart en handen. Daarin kunnen onder meer de freinettechnieken klasraad, atelier en onderzoek vast worden verankerd. Voor de eerste graad is er nu een positief advies uitgebracht en de Vlaamse regering beslist er begin april over.”

Methodeschoolleraar

Afgestudeerd als vertaler en slavist begint Geert Van Hout in 1997 zijn werkzame leven als language specialist bij Lernout & Hauspie. Al snel merkt hij dat het hem niet ligt om de hele tijd met computers te werken en belandt via Kluwer in de opleidingssector. Na verschillende andere jobs trekt Van Hout in 2004 naar Berlijn om er fysica te studeren.

Als hij zes jaar later terugkeert, heeft hij voor zichzelf uitgemaakt dat hij in het onderwijs wil, maar niet in een traditionele school. “Ik ben beginnen zoeken en lezen wat er allemaal bestond. Toen ik iets over Freinetonderwijs las, voelde ik meteen: dat is wat ik wil doen.”

Al tijdens zijn driejarige opleiding methodeschoolleraar gaat hij aan de slag op de middelbare Freinetschool in Sint-Niklaas. “Daar heb ik proefondervindelijk verkennend geleerd hoe je in een Freinetschool lesgeeft. Uiteindelijk heb ik dat zeven jaar gedaan. Een heel fijne school, maar ze groeit en groeit en groeit… En dan zijn we weer bij het verhaal van het kleinschalige.”

Als je, zoals wij, je volledige didactische werking op de filosofie van Freinet wil enten, dan kan dat alleen maar op kleine schaal

Ondertussen verdiepte Geert Van Hout zich in de Freinetpedagogie en vertaalde hij samen met Rouke Broersma ook een paar van Freinets boeken. “Die kleinschaligheid is cruciaal. Als je, zoals wij, je volledige didactische werking op de filosofie van Freinet wil enten, dan kan dat alleen maar op kleine schaal.”

Kleinschaligheid statutair vastgelegd

De verschillende Keerpuntvestigingen garanderen dat waar Van Hout en Morreel het die vrijdagmiddag op de speelplaats in Sint-Niklaas onmiddellijk over eens waren: het moet een kleine school zijn.

Van Hout: “We hebben in onze statuten vastgelegd dat een Keerpunt-vestiging nooit meer dan 150 leerlingen mag tellen. Wie daarboven gaat, zal moeten splitsen en een tweede autonome vestiging openen.”

“Omdat zodra een bepaald aantal leerlingen overschreden wordt je om organisatorische redenen bepaalde principes moet opgeven. Met honderd leraren moet je het werk anders organiseren, dan met tien of twaalf. Je krijgt een star lessenrooster. Wij willen net een zeer flexibel weekrooster dat elke week anders kan zijn.”

“En we willen een omgeving waarin iedereen iedereen kent. Honderdvijftig -dat wisten we toen niet- is het getal van Dunbar, een Amerikaanse socioloog die zegt dat honderdvijftig de bovengrens is van een gemeenschap waar iedereen iedereen kan kennen en in vertrouwen met elkaar kan samenleven.”

In zo’n kleine gemeenschap kan je ook verwachten dat iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt. Dat als er vuil op de speelplaats ligt je dat opraapt. In een gemeenschap van 1.000 zijn er mensen die de functie hebben om te poetsen en het afval op te ruimen. Het eigenaarschap neemt dan af.”

Freinets invarianten

‘Grote scholen leiden tot het anoniem naast elkaar leven van leerkrachten en leerlingen’, legde Célestin Freinet al in 1964 in zijn pedagogische basisprincipes vast. Hij noemde die principes pedagogische invarianten: ‘onveranderd blijvende grootheden’ over de aard en reactie van het kind en opvoedingstechnieken. De invarianten zijn een reactie op de tijdgeest van toen, maar blijken vandaag opnieuw brandend actueel.

Freinet was een anarcho-syndicalist die geloofde dat je van onderaf en in gemeenschap dingen kunt veranderen en opbouwen. Net als in zijn tijd zijn er ook nu weer heel veel initiatieven om de samenleving van onderaf te hervormen

“Freinet,” zo vertelt Van Hout, “werkte tussen de twee wereldoorlogen. Hij behoorde tot de communistische partij, maar ik zie hem meer als een anarcho-syndicalist. Hij zette zich af tegen het establishment, maar geloofde ook dat je van onderaf en in gemeenschap dingen kunt veranderen en opbouwen.”

“Dat geloof ik zelf ook. Net als in Freinets tijd zijn er ook nu weer heel veel initiatieven om de samenleving van onderaf te hervormen.”

Proefondervindelijk verkennen

“We vertrekken vanuit de vaststelling dat elk kind, elk levend wezen, wil groeien. Dat zit in ons ingebakken.”

“Groeien betekent je greep op de omgeving verstevigen. Dat doen we door te leren. En leren doen we door zaken uit te proberen en uit onze fouten te leren. Freinet noemt dat proefondervindelijk verkennen.”

Jongeren bloeien open door ze veel zelfstandigheid en vertrouwen te schenken. Wat ik erg vind, is dat de industriële organisatie van het onderwijs het vaak gewoon onmogelijk maakt om tot dat punt te komen

“Groeien en proefondervindelijk verkennen vertrekt vanuit het vertrouwen in de wil van elk kind, van elk mens, om te groeien”, weet Geert Van Hout. “Ik heb de voorbije jaren geleerd dat jongeren openbloeien door ze veel zelfstandigheid en veel vertrouwen te schenken. Ook jongeren die helemaal uitgeblust in de klas terechtkomen. Na verloop van tijd vinden de meesten iets wat hen echt boeit en neemt de motivatie toe.”

“Freinet zou zeggen: ‘ze vinden aansluiting bij hun levenspotentieel, bij de zin om te groeien’. Wat ik erg vind, is dat de industriële organisatie van het onderwijs het vaak gewoon onmogelijk maakt om tot dat punt te komen.”

Werken in gemeenschap

Voor Freinet is de natuurlijke activiteit van de mens: werken in gemeenschap. “Werk is een activiteit waar je vaak onbewust zelf voor kiest, omdat je het op dat moment zinvol vindt”, verduidelijkt Van Hout.

“Werken in gemeenschap is een coöperatief element dat jouw grip op de omgeving versterkt. Je werkt heel veel samen met de groep, je brengt je werk in de groep, je leert van feedback van de anderen,...”

Werk is een activiteit waar je vaak onbewust zelf voor kiest, omdat je het op dat moment zinvol vindt

“Dat coöperatieve willen we niet alleen in de klas, maar op alle niveaus van Keerpunt. In elke vestiging, in het schoolbestuur, in onze samenwerking met partners,... Er is geen directeur en we willen ook niet aansluiten bij een koepel: er is geen ‘daarboven’ bij Keerpunt.

“We willen dat alle beslissingen zoveel mogelijk worden gedragen door iedereen, zonder dat de organisatie verlamd wordt door lange discussies. Zo zijn we bij Sociocratie 3.0 terechtgekomen. Die technieken gebruiken we nu om beslissingen te nemen, dus we beslissen niet met consensus maar met consent. Iedereen beslist op hetzelfde moment.”

Geen kunstgrepen om kinderen tot leren te brengen

Van Hout, die al een jaar zonder wedde aan Keerpunt werkt, gelooft dat als je dat coöperatieve element van werken in gemeenschap kunt institutionaliseren je daar een heel goed onderwijs op kunt bouwen. “Voor mij vertrekt dat vanuit geïnstitutionaliseerd vertrouwen in de mens en de samenwerkende groep. Dat is nu veel te weinig aanwezig in onze samenleving. De samenleving wordt meer en meer uitgebouwd op controle en wantrouwen. Als we daarin een keerpunt kunnen zijn, zou dat prachtig zijn.”

“Ik hoop dat we andere scholen inspireren om bepaalde zaken over te nemen. Voor mij hoeft het echt niet de Freinetpedagogie te zijn die veralgemeend of verspreid wordt. Ik zou het mooi vinden als ze zien wat er mogelijk is als je het initiatief aan de basis legt en van onderaf en in gemeenschap dingen verandert en opbouwt.

“Daarvoor moet je een school hebben die aansluit bij het leven. Een school die zo weinig mogelijk kunstgrepen uitvoert om kinderen tot leren te brengen.”

Alles opsnijden in aparte vakken is een kunstgreep die contraproductief werkt. Het ritme van de school organiseren op de schoolbel heeft met het leven niks te maken

Alles opsnijden in aparte vakken is een kunstgreep die contraproductief werkt. Het ritme van de school organiseren op de schoolbel –50 minuten Engels, 50 minuten wiskunde, 50 minuten Nederlands– heeft met het leven niks te maken. ”

“Als je daar goed over nadenkt, is dat onbegrijpelijk. Als een kind zegt ‘ik wil dat nu niet doen’ waarom zou je dat kind dan dwingen om dat nú te doen? Een kind moet het nut inzien van die opdracht. Wanneer ziet een kind het nut in van een opdracht? Als het geïnteresseerd is in wat het doet.”

Emancipatorisch onderwijs

Hij is het dan ook eens met filosoof Jan Brensen die in een interview met Trouw zei dat ‘het huidige onderwijssysteem failliet is: het vormt niet, het vervormt. Het levert geen creatieve en nieuwsgierige mensen op, maar passieve, reproduceerders van kennis’.

“Het emancipatorische is voor ons fundamenteel”, aldus Van Hout. “Voor mij is dat een drievoudige opdracht: de school moet de persoonlijke emancipatie van het kind als individu, de sociale emancipatie als lid van de gemeenschap en de politieke emancipatie stimuleren.”

“Emancipatie betekent voor mij dat je niet kunt zeggen waar het kind naartoe moet. Dat je het onderwijs en de school zo moet organiseren dat het kind zichzelf emancipeert binnen de school.”

Emancipatie betekent voor mij dat je niet kunt zeggen waar het kind naartoe moet. Als een leerling op een bepaald moment zegt: ‘ik doe vandaag geen Engels’, dan is dat een daad van emancipatie

“Dus als een leerling op een bepaald moment zegt: ‘ik doe vandaag geen Engels’, dan is dat een daad van emancipatie. Dan kunnen wij daarover in gesprek gaan, maar dan is het niet aan mij om te zeggen: ‘jij doet vandaag wel Engels’. Vind ik.”

Natuurlijk zijn er momenten dat het kind zich ook moet aanpassen aan de groep. Dat is dan weer de sociale emancipatie. Dat is niet makkelijk, omdat de emancipatie van het kind kan botsen met mijn emancipatie of met de emancipatie van een ander kind.”

“Emancipatie is een moeilijk proces. Maar het is misschien wel het allerboeiendste. Ik vind het veel belangrijker dan om het even welke eindterm of kennisdoel”, aldus Geert Van Hout.