Al sinds de analoge jaren tachtig voert onze landgenoot Jan Rabaey baanbrekend technologisch onderzoek aan de befaamde Amerikaanse Berkeley-universiteit. Eind september is de West-Vlaming even terug in het land, om te spreken op het tech & innovatiefestival SuperNova. Daar wil Rabaey het vooral hebben over zijn grote dada: de versmelting van mens en technologie – een evolutie waarbij de vraag niet zozeer ‘of’ is, maar wel ‘wanneer’.

“De wereld wordt steeds slimmer”, steekt Jan Rabaey van wal in een amusante mix van Nederlands en Engels die hijzelf Flemenglish noemt. “Internet of Things, artificiële intelligentie, augmented reality… Wat ik in mijn lezing wil behandelen is: hoe gaan wij als mensen in die alsmaar intelligentere wereld rondlopen en evolueren? Mijn antwoord: door die technologie te adapteren en integreren. Ik ben ervan overtuigd dat we technologie kunnen laten communiceren met biologische cellen en zo de bandbreedte tussen de mens en zijn omgeving verbeteren. Binnen de twintig jaar zijn we zover – dat wil zeggen: dan is die technologie klaar voor de grote massa. Binnen de vijf jaar zie ik al kleinere, vooral medische toepassingen mogelijk. Zoals hoorapparaatjes die impulsen opvangen en vertalen in commando’s, bijvoorbeeld om in een bepaalde richting te kijken.”

Eén van de vaders van de iPad

Behoorlijk visionaire ideeën dus. Niet verwonderlijk als je weet dat Jan Rabaey midden jaren negentig met de Infopad de officieuze voorloper van de iPad ontwikkelde. “Op dat moment waren verschillende spelers bezig met draagbare devices”, vertelt hij. “Apple kwam met de Newton, Jeff Hawkings met de Palm. Het enige probleem was dat die toestellen volledig autonoom waren.”

"Noem mij alsjeblieft niet dé vader van de iPad, want die had veel vaders"

Draadloze connectie was – letterlijk – de missing link die Jan Rabaey zag en integreerde in zijn Infopad. Het resultaat? Een revolutionair interface device met internetverbinding, toegang tot een (primitieve) cloud, digitale pen, spraaktechnologie en zowaar een browser. “Maar noem mij alsjeblieft niet dé vader van de iPad, want die had veel vaders”, benadrukt hij. “Ik ben wel blij dat mijn ideeën er mee toe hebben bijgedragen. Ik heb met andere woorden iets gedaan dat op termijn zijn waarde en impact heeft bewezen en nog altijd bewijst – dat beschouw ik als de mooiste verwezenlijking.”

Technologie en biologie

De Infopad was dus revolutionair, net zoals verschillende andere ontwikkelingen voor 2000. Wat ziet Rabaey eigenlijk als de belangrijkste mijlpalen die hij in Berkeley van dichtbij meemaakte? “In elk geval de start van het personal computertijdperk in 1981”, blikt onze landgenoot terug, “en verder de opkomst van wireless en mobiele devices eind jaren 80, en de lancering van het worldwide web in 1993, waardoor iedereen vrij informatie kon delen en opzoeken. Ook de ontwikkeling van de gsm was een grote stap, omdat communicatie nu overal mogelijk was. Al die doorbraken hebben elkaar versterkt en zijn vandaag door het grote publiek omarmd – zoals ik destijds voorspelde. Op een gelijkaardige manier denk ik dat we nu in de volgende fase zitten: het samenkomen van mens en technologie. Ook dat is binnen 20 jaar gemeengoed.”

Mede daarom is de focus van de professor de laatste jaren wat veranderd: waar de passie in het begin lag bij het kleiner en efficiënter maken van technologie, wil hij nu vooral (micro)technologie en elektronica koppelen aan biologie. De meest evidente toepassingen daarvan zijn medisch – zoals de eerder genoemde hoorapparaatjes, of commando’s aan prothesen via brain machine interfaces – maar op termijn zijn ruimere maatschappelijke toepassingen zeker mogelijk. Rabaey: “Een mail versturen door daar gewoon aan te denken? Waarom niet? Een online artikel downloaden in je hersenen, zodat je het niet meer effectief moet lezen? Binnen twintig jaar is dat realiteit.”

"De versmelting van technologie en biologie is een geleidelijk proces, omdat het niet alleen gaat om adaptie maar ook om aanvaarding"

“Die versmelting is trouwens nu al bezig: hoe wij vandaag smartphones en smart watches gebruiken, is op zich al een adaptatie van eerdere technologie die zich beter tot ons lichaam verhoudt. Als je die vervolgens zo klein gaat maken dat ze door het lichaam wordt opgenomen, zullen we – langzaam weliswaar – tot een effectieve versmelting komen. Zodat op termijn de componenten van smartphone en tablet overbodig worden, omdat ze in ons lichaam zijn ‘opgelost’. Een geleidelijk proces weliswaar, omdat het niet alleen om adaptie draait, maar ook om aanvaarding.

Omgekeerde teletijdmachine

Dat Rabaey van dit alles overtuigd is, komt vooral omdat volgens hem technologie behoorlijk voorspelbaar is. “Er zijn road maps die aangeven waar we over tien à twintig jaar zullen staan”, licht hij toe. “Eenmaal je zo’n eindpunt ziet, kan je terugkeren naar vandaag en de uitdagingen en hindernissen beginnen researchen. Ik noem dat de methode van de omgekeerde teletijdmachine.”

"Als je terugblikt, lijkt het allemaal snel te gaan maar als je naar de ontwikkelings- en adaptietijd kijkt, veel minder. En dus kan je nog steeds voorspellen waar we binnen 10 à 20 jaar terecht zullen komen"

Of zover vooruitkijken vandaag wel nog kan, willen we weten, gezien de snelheid waarmee alles lijkt te evolueren op elektronisch en digitaal vlak. “Zo snel gaat het uiteindelijk niet hoor”, antwoordt hij. “Technologie waar we nu over praten - computers, wireless,… - bestaat al tien, twintig jaar. Internet was er zelfs al in de jaren zeventig, maar nam pas echt een hoge vlucht op het einde van de nineties. Als je terugblikt, lijkt het misschien allemaal snel te gaan, maar als je naar de ontwikkelings- en adaptietijd kijkt, veel minder. En dus kan je nog altijd voorspellen waar we binnen tien à twintig jaar terecht zullen komen.”

Polariserend internet

Maar moéten we die technologie ontwikkelen, gewoon omdat we het kunnen? En staan we wel genoeg stil bij de mogelijke implicaties ervan? “Wees gerust, ik denk daar veel over na”, reageert hij. “Want er zijn wel degelijk gevaren en risico’s aan verbonden – dat is bij elke technologische adaptie het geval. Kijk naar de gevolgen van de industriële revolutie, of de manier waarop de computer de laatste twintig jaar ons dagelijks leven is binnengedrongen: dat heeft rechtstreekse impact op ons mens-zijn. Bij die denkoefening ga ik altijd uit van het principe ‘wat kan gebeuren, zal gebeuren’. We moeten dus zo goed mogelijk proberen in te schatten wat kan gebeuren, zodat we negatieve gevolgen kunnen minimaliseren. Technologische ontwikkelingen uitstellen omwille van bepaalde risico’s heeft daarbij geen zin: sowieso zetten die zich door, want technologie bouwt verder op zichzelf via het ladderprincipe.”

"Ik zag het internet als een medium om mensen samen te brengen, ik had nooit kunnen denken dat het zou polariseren. Heel jammer, want het blijft een prachtig medium met ongelooflijk potentieel"

Dat niet alle negatieve implicaties kunnen worden voorspeld, blijkt uit het feit dat Rabaey zich de komst van het internet te rooskleurig had voorgesteld. “Toen dat opkwam, was ik lyrisch. Ik zag het als dé technologie om mensen samen te brengen om ideeën uit te wisselen, om de wereld eensgezind te maken… Dat het, vooral de laatste jaren, een instrument is geworden om uit elkaar te drijven en te polariseren, had ik totaal niet zien aankomen. Heel jammer, want het blijft een prachtig medium met ongelooflijk potentieel.”

Vliegende wagens

Nu Rabaey binnenkort terug even in België is, lijkt dit een goed moment om te vragen waar hij ons land ziet in termen van technologische ontwikkeling. “In de eerste plaats denk ik aan imec in Leuven”, antwoordt hij. “Een van de belangrijkste onderzoekscentra ter wereld als het gaat om technologie. De laatste vijftien jaar zie ik hier ook veel ondernemerschap dat erop gericht is technologie te vertalen in producten en diensten. Ik voel de spirit om dingen te proberen, om te experimenteren en te innoveren. Heel bemoedigend, want alleen zo gaat een samenleving vooruit: door risico’s te nemen en wilde ideeën te omarmen. Op voorwaarde dat die geworteld zijn in de realiteit natuurlijk. Vliegende wagens zijn misschien een goed idee, maar ik zie het niet gebeuren.”

“Of ik zelf nog wel eens nadenk aan mijn traject van Veurne naar The Valley? Heel zeker: het was een kwestie van kansen grijpen, daar te zijn waar de dingen gebeuren. Maar nooit met het plan om wereldtop te worden. In het Engels noemen ze dat serendipity: iets ontdekken of ergens uitkomen dat niet was ingecalculeerd. Met als mooie onderliggende gedachte dat het voor iedereen mogelijk is om heel ver te geraken.”

Jan Rabaey is een van de vele sprekers op de SuperNova conference, op 27 en 28 september in Antwerpen. Tickets kopen kan hier!