Martin Hinoul kan je makkelijk de nestor - of moeten we zeggen: éminence grise - van het Belgische technologiebeleid noemen. De Limburger doctoreerde in de fysica, reisde de halve wereld rond voor Amerikaanse telecomgiganten, was technologie-diplomaat in Silicon Valley en lanceert nu start-ups in de schoot van de KU Leuven. We spraken met hem over hoe je een regio echt innovatief maakt: “België zal geen auto’s meer assembleren, alles draait nu rond kennis”, aldus Hinoul.

“Wat er in de jaren ‘80 in Silicon Valley gebeurde, dat was never seen before in history”, antwoordt Martin Hinoul wanneer ik hem vraag naar zijn tijd in de Verenigde Staten. Grappig hoe het Nederlands van de Limburger na al die jaren is doorspekt met Amerikaans Engels. Echt verwonderlijk is dat niet: zijn carrière bracht hem de halve wereld rond, steeds op zoek naar de nieuwste technologie.

“Laten we het niet over mijn leeftijd hebben”, grapt hij. “Ik studeerde fysica in Leuven, a long time ago, en kreeg nadien de kans om mijn studies verder te zetten aan MIT en Stanford. Na mijn postdoctoraat ging ik de industrie in. Ik had professor kunnen worden, maar dat was niets voor mij.”

Hinoul kwam zo bij ITT terecht, een Amerikaanse telecomgigant die vandaag Nokia heet en waarvoor hij onderzoek deed in Europa en de Verenigde Staten. In China en India. “In China kon ik toen één van de grootste joint-ventures in de geschiedenis mee onderhandelen”, blikt hij terug met niet weinig trots terug op die periode.

Pseudo-diplomaat

Na zijn passage in India koos Martin Hinoul voor een nieuwe professionele uitdaging. “Ik werd toen een soort pseudo-diplomaat voor buitenlandse zaken”, vertelt hij. “Van 1984 tot 1990 werkte ik in Los Angeles als technologie-attaché. Maar eigenlijk zat ik vooral in Silicon Valley. Het beste wat een mens kan overkomen, want toen ontplofte de Valley. Daarna ging ik acht jaar naar Washington, een echte power place. Ik hielp Amerikaanse bedrijven naar ons land te trekken, maar ook Belgische bedrijven uitbreiden naar de VS. Daarna heeft de Leuvens universiteit me teruggeroepen naar hun Technology Transfer Office.”

Van 1984 tot 1990 zat ik vooral in Silicon Valley. Het beste wat een mens kan overkomen, want toen ontplofte de Valley

Deze tech transfer office, opgericht in 1972 als één van de eerste in Europa, valoriseert het onderzoek aan de KU Leuven, waarin jaarlijks maar liefst 500 miljoen euro wordt geïnvesteerd. Dat doen ze door spin-offs op te zetten, patenten aan te vragen en contractonderzoek met bedrijven te organiseren. Hinoul zelf blijft intussen de wereld rondreizen, van Moskou tot Cambridge.

Moderne economieën draaien rond regio's en steden

Hinouls levensdoel is om innovatieve regio’s op gang te trekken. “Moderne economieën draaien rond regio's en steden”, vertelt hij. “Als je naar de VS kijkt, dan komt de groei uit regio's zoals Silicon Valley of uit het gebied rond Boston of New York. Hetzelfde met Frankrijk en de regio’s rond Parijs en Toulouse. Ik was recent nog in Cambridge, en die regio heeft een jaarlijkse economische groei van 6 à 7%. Ter vergelijking: België als land groeit dit jaar maximum 1,5%.”

Regio’s zijn dus de basis, benadrukt hij. “Het gebeurt niet in landen, forget it, het gebeurt alleen in regio's. Silicon Valley is een regio, Leuven is een regio, Cambridge is een regio. Want daar zitten de centra van kennis. Je moet dicht bij elkaar zitten om dingen te doen, je moet elkaar zien en ontmoeten.”

Universiteit als hoeksteen

Hinoul ziet de universiteit als hoeksteen van zo’n kennisregio. En bij het Technology Transfer Office van de KU Leuven probeert hij alvast de Leuvense kennisregio innovatief te houden. “Leuven zonder de KU Leuven en Imec zou gewoon een mooi stadje zijn met wat horeca. Silicon Valley zonder Stanford zou gewoon een mooi landschap zijn”, vertelt hij.

Voor hem staat onderzoek en onderwijs dus centraal. “Silicon Valley heeft het geluk gehad dat een zekere Fred Terman professor aan Stanford was. Hij moedigde al in 1939 jonge ingenieurs aan om met hun kennis bedrijven op te richten. En daaruit ontstonden pionier-ondernemingen zoals Hewlett-Packard en Varian Associates.”

Steve Jobs was toen nog toegankelijk

Silicon Valley vormde Hinoul tot wie hij vandaag is. De Belg verrichtte er pionierswerk tijdens de hoogdagen van de regio. “Ik was daar van 1984 tot 1990. Dat was waarschijnlijk één van de belangrijkste periodes van de technologie. De dot-com bubble kwam iets later, maar dit was de periode waarin Apple, Oracle, Cisco en Microsoft begonnen bewegen. Nooit eerder gezien was dat. En toen waren die mensen nog bereikbaar, je kon nog binnenstappen bij Steve Jobs, Gordon Moore of Andy Grove. Wat ik dus ook deed (lacht).”

Niettemin vindt Hinoul dat Silicon Valley als innovatieve regio veel van haar pluimen heeft verloren. “Vandaag is het vooral een financieel beest geworden, dat heeft nog weinig te maken met technologie”, vertelt Hinoul. “Dat is puur marktkapitalisatie. De fun die wij hadden in de jaren '80 is er totaal niet meer in Silicon Valley. Ze zijn aan het overschalen, en dat is zeer spijtig. Maar zo kunnen nieuwe centra zich ontplooien. De innovatie zal zich verplaatsen naar regio's zoals Cambridge, maar misschien ook bepaalde plekken in China en India.

China is niet Lourdes

Hoe kijkt Hinoul zelf naar China, voor velen dé toekomstige hotspot voor alles wat met innovatie te maken heeft. Hij is alvast sceptisch. “Wij in Europa en de Verenigde Staten hebben een paar honderd jaar nodig gehad om dit punt te bereiken. Ik geloof niet dat de Chinezen dat kunnen bereiken in veertig jaar. Ik denk dat ze nog een lange weg te gaan hebben voordat ze bedrijven maken zoals die van ons”, klinkt het onomwonden.

De fun die wij hadden in de jaren '80 is er totaal niet meer in Silicon Valley. Ze zijn aan het overschalen, en dat is zeer spijtig

Maar meteen nuanceert hij ook. “Ze zijn erg goed in specifieke niches zoals telecommunicatie en informatietechnologie. Alibaba, Tencent en Huawei zijn uitstekende bedrijven. In dat specifieke domein blinken ze echt wel uit. Maar technologie gaat niet enkel over informatietechnologie. In de farmaceutische industrie, life-sciences en biotech zie ik ze bijvoorbeeld nog niet meteen potten breken. We moeten dus met twee woorden spreken als het over China gaat. En dat is niet abnormaal, ze zijn nog maar veertig jaar bezig, en dit soort groei vergt tijd. Wonderen gebeuren enkel in Lourdes”, zegt hij met een kwinkslag.

The Russians are coming

Opvallend genoeg kijkt de Limburger niet enkel naar Azië als het gaat over nieuwe centra voor innovatie, maar denkt hij ook een eerder onverwachte speler. “Rusland heeft olie, gas en mineralen in overvloed. Maar zij snappen dat die rijkdom niet gaat blijven duren. In 2011 besloten de Russen daarom dat ze naast olie, gas en mineralen ook de beste brains hebben. En dat is een feit, er lopen in dat land erg goede computerwetenschappers en wiskundigen rond. Ze hebben al erg grote innovatieprojecten opgezet, en op enkele jaren tijd boekten ze enorme vooruitgang. The Russians are coming, believe me.”

Niettemin moeten we ook op de Russische beer nog even wachten. “Het vraagt tijd. Ik heb hen daarbij geadviseerd, en ik vertelde hen dat het nog wel wat jaren zal duren. Maar ze gaan technologiebedrijven hebben zoals in het westen, dat kan ik je nu al meegeven”, klinkt het zeer overtuigd.

Kennisgedreven economie

En hoe zit het met België en Vlaanderen als innovatieve regio? “Op vlak van biotechnologie hebben we onszelf zeker op de wereldkaart gezet. Instellingen zoals het Vlaams Instituut voor Biotechnologie zit bij de wereldtop als het aankomt op het oprichten en doen groeien van bedrijven. Binnen Vlaanderen zijn vooral de UGent en de KU Leuven de nuclei. En dat is nodig, want we gaan geen auto's meer assembleren, geen lakens meer stikken, en geen staalplaten meer gieten. We gaan naar een kennisgedreven economie.”

Als we onze niches goed kiezen, kunnen we als klein landje een uitzonderlijke rol gaan spelen

Daarom is het belangrijk dat we onze niches goed uitkiezen”, besluit Hinoul. “Want biotechnologie is te breed. Op het gebied van medische technologie en e-health kunnen we bijvoorbeeld veel betekenen, omdat we hier Imec hebben. Zij maken nu zelfs chips die onder je huid geplaatst worden en medische diagnoses kunnen stellen. Als we onze niches goed kiezen, kunnen we als klein landje een uitzonderlijke rol gaan spelen.”

Substreams van innovatie

Hinoul mag dan misschien de nestor van het Belgische technologiebeleid zijn, actief blijft hij in ieder geval. Zo bracht hij dit jaar nog een boek uit waarin hij naar onze economische toekomst kijkt. “Ik wil een beeld schetsen van de economie voor de komende tien jaar: 150 bedrijven zullen die toekomst domineren, want zij bepalen wat iedereen doet. Dat zijn bedrijven zoals Adidas, Google, Apple en Nestlé. Dat soort bedrijven controleren onze levens en zijn echte power places, maar ze zijn ook gedreven door kwartaalrapporten. En daardoor missen ze de flexibiliteit om te blijven innoveren, want ze moeten hun aandeelhouders dienen.”

Dat klinkt natuurlijk licht dystopisch. Maar daaronder bewegen de start-ups en kleinere bedrijven, die in constante interactie staan met de grote corporates. “Onder die grote mastodonten vind je tienduizenden jonge bedrijven, die zich kenmerken door innovatie en ondernemerschap. En die zullen werken in een 10 tot 12 domeinen of substreams zoals fintech, e-health, robotica, sensoren, nieuwe generaties batterijen en hernieuwbare energie. En in dat soort innovatie zijn die kleine bedrijven geweldig. Gelukkig hebben we er daar enorm veel van in ons kleine Belgenlandje.”