Katleen De Stobbeleir en Marion Debruyne (Photo by Bjorn Comhaire)

“We zijn allemaal work in progress”, schrijven Marion Debruyne en Katleen De Stobbeleir in Making Your Way. En hoewel beide dames – respectievelijk decaan en professor leiderschap aan de Vlerick Business School – uiteraard gepokt en gemazeld zijn in het managerswereldje, is dit géén typisch managementboek. Wél een eyeopener dat het ideale carrièrepad helemaal niet bestaat. En dat je die carrière voor een flink gedeelte ook zelf kan kneden en boetseren. “Maar nog meer dan die maakbaarheid is die morele plicht om optimistisch te zijn wellicht dé rode draad in ons boek.”

Leiders worden niet noodzakelijk zo geboren. Het is best ok om in je carrière eerder voor de marathon dan voor de sprint te kiezen en er is ook niets mis met de zoektocht naar persoonlijk geluk: nogal wat managers zullen zich wellicht even in de haren gekrabd hebben bij het lezen van jullie boek?

Katleen De Stobbeleir: “Als ik dat soort mensen coach, valt het me vaak op dat ze zo zwaar en eenzijdig gefocust zijn op die carrière dat ze net minder succesvol worden. Als je te vaak in sprints gaat denken, dan worden die snelle successen al snel heel verslavend. Soms moet je ook eens een stapje opzij durven te zetten, of jezelf even heruitvinden. We voeren in dit boek dan ook bewust een aantal bekende en succesvolle rolmodellen op die vanuit eigen ervaring ook kunnen aantonen dat de weg naar de top heus niet enkel altijd omhoog leidt.”

Marion Debruyne: “Het stereotiepe beeld van de ideale leider kennen we natuurlijk allemaal: visioniar, charisma te koop, met een antwoord op elke vraag of nieuwe uitdaging. Maar in een wereld die razendsnel verandert - met bedrijven en organisaties die daarin moeten volgen – is dit tegelijk ook een gevaarlijk beeld. Je moet je als leider dus meer dan ooit continu heruitvinden, en dat kan onmogelijk als je ervan overtuigd bent alle wijsheid in pacht te hebben. En vergis je niet: dit besef keert vandaag ook almaar vaker terug bij de managers die wij hier ontmoeten. Leiderschap vraagt anno 2020 vooral ook een lerende mentaliteit.”

Ergens middenin het boek schrijven jullie: “Je bent ambitieus. Anders had je dit boek niet opengeslagen.” Hebben ambitieuze mensen dan extra behoefte aan een soort leidraad, een handleiding bij hun carrière?

Debruyne: “De titel zegt het al: carrièrematig moet iedereen vooral de vrijheid hebben om z’n eigen pad uit te stippelen. En vergis je niet: ook wie grote dromen koestert en zich professioneel bijzonder ambitieus toont, trapt regelmatig in een of andere valkuil of botst wel eens met de stereotiepe denkbeelden van anderen.”

De Stobbeleir: “Ik merk ook dat vele mensen zich net laten afschrikken om de eigen dromen na te jagen omdat ze nog altijd de illusie koesteren dat het bij anderen die heel succesvol zijn altijd van een leien dakje loopt. Natuurlijk zijn er flink wat mensen die perfect weten welk carrièrepad ze willen inslaan en hoe ze dat moeten aanpakken, maar ik zou de werknemers niet te eten willen geven die op dat vlak afgeremd worden door mentale barrières. We focussen nog te veel op mogelijke obstakels, terwijl die op langere termijn net ook heel verrijkend kunnen zijn.”

(Photo by Bjorn Comhaire)

Maar jullie maken wel komaf met de mythe van de immer steil opklimmende carrière?

De Stobbeleir: “Inderdaad. Het idee alsof je carrière enkel geslaagd is als je om de zoveel jaren promotie maakt, moeten we echt wel laten varen. Je kan net zo goed het verschil maken door een zeer specifieke expertise uit te bouwen, of door meer projectmatig te gaan werken. We werken ook langer, en dus kan je perfect af en toe ook en stapje opzij zetten.”

Vele start-up founders merken na een tijdje dat ze dan misschien wel ondernemersbloed door de aderen stromen hebben, maar dat hen dat niet noodzakelijk ook tot een geschikte CEO maakt. Klinkt dit jullie bekend in de oren?

De Stobbeleir: “Absoluut, en ik vind dit ook bijzonder positief. Nog te veel starters ervaren het als een falen wanneer ze later een stap terug moeten zetten in hun eigen bedrijf. Zoiets vergt moed, maar vaak is het tegelijk ook een grote stap voorwaarts voor het bedrijf. Net daarom verzetten we ons ook nadrukkelijk tegen de al te enge visie op hoe een carrière er zou moeten uitzien, waarbij je altijd vooruit moet om succesvol te zijn.”

Jullie boek leest ook als één lang pleidooi voor maakbaarheid: iedereen kan groeien, maar dat groeitempo ligt bij iedereen verschillend, en je kan onmogelijk al je werknemers op dezelfde leest schoeien. Staan bedrijven daar voldoende voor open, nu het overal steeds sneller moet gaan?

De Stobbeleir: “Ik heb het gevoel dat dit besef stilaan ook meer doordringt op de werkvloer. Alles evolueert zo razendsnel dat het nog weinig zin heeft om voortdurend na te denken over welke nieuwe technische vaardigheden je werknemers vandaag en morgen moet bijbrengen. Overmorgen zijn die immers alweer verouderd, en dus ben je beter af met mensen die permanent willen bijleren en ervoor openstaan om zichzelf te blijven heruitvinden.”

Heel wat ondernemers beseffen niet dat het hen eenvoudigweg aan de nodige bagage ontbreekt om een op zich goed idee ook daadwerkelijk in nieuwe business te vertalen

Debruyne: “Het is vooral de attitude die telt: constante nieuwsgierigheid, maar net zo goed bescheidenheid en nederigheid. Dit geldt overigens ook voor leiders: er is niets mis met managers die durven toe te geven dat ze iets nu nog niet weten, maar die tegelijk aangeven dat ze het wel zullen uitzoeken en oplossen. Je moet dus vooral bereid zijn om constant uit je comfortzone te treden, en ook dat vraagt moed.

“Daarbij kunnen we het belang van mentors en sponsors, die je waar nodig dat extra duwtje in de rug geven, amper overschatten. Ik spreek hierbij ook uit eigen ervaring: zeker toen ik in de VS nog aan een academische carrière timmerde, heb ik aan dit soort mentors zelf ook heel wat gehad.”

(Photo by Bjorn Comhaire)

Jullie benadrukken ook dat een moonshot – een grote en innovatieve doorbraak zeg maar - haast nooit zomaar een schot in het duister is. Waar ontbreekt het onze bedrijven dan nog te vaak aan, op welke vlakken falen ze als dergelijke moonshots soms uitblijven?

De Stobbeleir: “Zelfkennis! Een geweldig idee of een enorm gat in de markt is één ding, maar er is veel meer nodig om om dat vervolgens ook in zakelijk succes te vertalen. Ik merk dat heel wat ondernemers zichzelf daarbij wel eens overschatten: ze beseffen niet dat het hen eenvoudigweg aan de nodige bagage ontbreekt om een op zich goed idee ook daadwerkelijk in nieuwe business te vertalen.”

Debruyne: “Tegelijk is dit boek natuurlijk ook een aansporing om te durven dromen. Dat is nogal on-Belgisch - we hebben in dit land nog altijd niet zoveel unicorns – maar een droom kan wel bijzonder mobiliserend zijn. Zelfs als het mislukt, heb je sowieso iets geleerd. En net die leercurve is vandaag uitermate belangrijk.”

Belgen geloven nog te weinig dat we ook als individu echt wel een verschil kunnen maken. We kijken nog te vaak naar de baas, het management, noem maar op. Terwijl iedereen een steen kan verleggen in de rivier

“Ik haal in het boek niet voor niets het voorbeeld aan van Arianna Huffington. Zij stelde zich kandidaat om gouverneur te worden van Californië, moest daarbij de duimen leggen voor Arnold Schwarzenegger, maar ontdekte tijdens die campagne wel het reusachtige potentieel van het internet. Waarna ze enkele jaren later de bijzonder succesvolle ‘The Huffinton Post’ uit de grond stampte. Terwijl Huffington toch mijlenver stond van de stereotiepe, succesvolle techondernemer uit Silicon Valley.”

Eén van de centrale boodschappen van dit boek is dan ook: durf te springen. Maar besef dat het ook als ondernemer lang niet altijd rozengeur en maneschijn zal zijn, zeker niet als je dagelijks af te rekenen krijgt met de druk van mensen die hun zuurverdiende centen in jouw bedrijf geïnvesteerd hebben.”

“Misschien moeten we het hele idee van work-lifebalans gewoon vergeten. Wie heeft ooit gezegd dat je niet volledig leeft als je werkt?”, schrijven jullie. Heel wat jongere werknemers zullen dit niet graag horen?

De Stobbeleir: “Voor alle duidelijkheid, we zeggen niet dat die werk/privé-balans onzin is, maar we vinden vooral dat iedereen zelf die balans moet kunnen bepalen.”

Debruyne: “Sommige mensen houden werk en privé heel graag gescheiden, anderen zweren net bij de flexibiliteit van heel soepele afspraken op dat vlak.”

Je zal natuurlijk maar voor een bedrijf werken dat helemaal niet van zo’n strikte scheiding wil weten, of dat je integendeel verbiedt om thuis je werkmails zelfs nog maar te lezen?

Debruyne: “Onze boodschap is dan ook: ga op zoek naar die bedrijfscultuur die best overeenkomt met jouw stijl, of creëer zelf de context die jou het best uitkomt. De corona-pandemie heeft het draagvlak daarvoor ongetwijfeld ook verruimd. Maar besef ook dat het zeer frustrerend kan zijn om eeuwig op zoek te gaan naar die perfecte balans.”

Jullie ontmoeten uiteraard heel veel managers met een zeer heterogene cultuur, achtergrond en aanpak. Op welk vlak kunnen we van hen nog iets leren, waar ontbreekt het ons in dit land nog het meest aan op de werkvloer?

De Stobbeleir: “Optimisme, ongetwijfeld. We geloven hier nog te weinig dat we ook als individu echt wel een verschil kunnen maken. We kijken nog te vaak naar de baas, het management, noem maar op. Terwijl iedereen een steen kan verleggen in de rivier.

Debruyne: “Nog meer dan die maakbaarheid is die morele plicht om optimistisch te zijn wellicht dé rode draad in ons boek. Daarnaast moet iedereen vooral voor zichzelf definiëren wat succes is: daarvoor is het heus niet nodig om een unicorn op te richten of het tot CEO te schoppen.”