Het coronavirus heeft ons halsoverkop een nieuwe wereld in geduwd. Bedrijven vroegen hun werknemers om thuis te werken, en wat jarenlang vooral een gedachtenexperiment bleef, is nu wereldwijd de dagelijkse realiteit. Softwaretools die amper iemand kende, met namen als Zoom en Teams, zijn de supersterren van deze tijd.

Te grote kantoren

Nu is het licht aan het eind van de tunnel eindelijk in zicht. Wat zijn we opgelucht en blij om onze collega’s terug te zien, dat alles weer net als vroeger wordt. Of toch niet? Er is iets veranderd. We zijn er intussen zo aan gewend, aan dat remote leven… Het is dagelijkse routine geworden en leidde zelfs tot aanpassingen binnenin het gezin. De thuisomgeving kreeg noodgedwongen een update.

Sterker nog, we zien zelfs gelukkige remote-werkers. Zij genieten van de flexibiliteit om van overal te werken en kunnen dit niet meer wegdenken. Zelfs grenzen vervagen: ook ik heb nu een medewerker in Valencia. Veel jongeren zijn ‘digital nomads’ en willen gerust minder verdienen om te kunnen werken waar het zonnetje schijnt.

Hier staan we dan met onze te grote kantoren, helemaal niet aangepast aan deze nieuwe situatie. Toch vindt de immowereld dat zeker niet erg aangezien het remote-fenomeen nieuwe beslissingen en levensstijlen met zich meebrengt. Waarom nog dichtbij de werkplek gaan wonen, als het door remote te werken een stuk goedkoper kan? Als een huis met een tuintje plots weer een optie is?

Het rijk van de ‘9-to-5’ers’ is uit

Ook leidt het tot een nieuw soort ongelijkheid die de ‘war on skills’ kan beïnvloeden. Sommige beroepen of organisatorische stijlen kunnen gewoonweg niet op afstand. Waarom mag de ene werknemer wel en de andere niet van thuis werken? Die remote werkers kunnen tijd én geld besparen op het woon-werkverkeer, moeten we degenen die wel naar kantoor komen dan iets meer laten verdienen? Het zijn zaken die het interpersoonlijk contact een stevige knauw kunnen geven. De hybride werkomgeving zal sommigen het gevoel geven er niet meer bij te horen.

En staan de contextuele factoren de efficiëntie niet in de weg? Jengelende kinderen in de buurt zijn niet de beste werkomstandigheden, of net wel? Ook is ‘always on’ het nieuwe normaal: we werken wanneer het ons uitkomt, het rijk van de ‘9-to-5’ers’ is uit.

De ruimtelijke en tijdelijke grenzen tussen werk en privé vervagen zo nog meer. Het betekent dat de arbeidswetgeving verouderd is, net als het kantoor. Het voorbije jaar ontwikkelden mensen wereldwijd de behoefte aan een ‘derde ruimte’: ruim driekwart zou af en toe graag ergens anders werken – in een hotel of café bijvoorbeeld – en is bereid om daar maandelijks best wat voor te betalen. Ze snakken naar een creatieve werkplek zonder de afleiding van thuis, maar wel dichtbij.

Cultuurshock

Zal zich dat op langere termijn niet wreken? Eenzaamheid en ‘het werk niet kunnen uitzetten’ zouden wel degelijk spelbedervers kunnen zijn. De kans op een burn-out loert continu om de hoek. Sommige mensen hebben structuur nodig, dat babbeltje aan de koffiemachine, het samenhorigheidsgevoel dat verdwijnt.

En wat betekent het voor de winkels? Als mensen nog maar voor de helft naar kantoor komen, zullen ook de boodschappen rond het kantoor halveren. Bijna 20% van alle retailverkopen gebeurt sinds de pandemie al online en over de hele wereld kopen drie keer meer mensen regelmatig iets op het wereldwijde web.

Kortom, de wereld in flex kan grote gevolgen hebben. We hebben nood aan een snelle opbouw van deze nieuwe ‘remote cultuur’. De uitdaging om te werken met een hybride personeelsbestand zal voornamelijk betekenen dat er extra budget moet worden vrijgemaakt voor het mentaal welzijn van de werknemers. Een ander soort human resources dient zich aan. Met vallen en opstaan, want deze cultuurshock is een onbekende voor velen van ons.