Een biotechbedrijf oprichten, staat gelijk aan geld verbranden. De cash burn voor onderzoek, ontwikkeling en operationele kosten is huizenhoog en de eerste commerciële inkomsten blijven jarenlang uit. Of je jouw innovatie op de markt kan brengen, is ook lang niet zeker. Waarom zou je er dan in godsnaam aan beginnen ? Volgens Jorg Schelfhout, de 37-jarige founder van de jonge Gentse biotech start-up Allegro, maken een bloeiend ecosysteem in ons land en talloze succesvolle voorbeelden het alleszins waard om de sprong te wagen. “Ik denk dat er altijd diep in mij een ondernemer lag te slapen die ik nu heb wakker gemaakt.”

Europese biotechleider

Schelfhout stapt in de voetsporen van heel wat bekende namen in biotech, want België zette zichzelf de afgelopen decennia in dit specifieke domein stevig op de kaart. Met 37.000 werknemers en 43 miljard euro aan exportwaarde is ons land in 2021 voor het derde jaar op rij de Europese biotechleider. De Belgische biotech valley is goed voor iets minder dan een kwart (24%) van de totale beurswaarde van alle openbare biotechbedrijven in Europa.

Eén van de zijvalleitjes ligt in Gent. Dit voorjaar verscheen daar met Allegro Biotech een nieuwe loot aan de stam. “We hebben twee locaties”, preciseert de founder van de jonge biotech start-up. “Ons kantoor op Spaces Zuiderpoort ligt vlakbij de biotechlegendes Ablynx en Argenx. Daarnaast is er ons onderzoekslab bij BlueChem, de incubator voor duurzame chemie in Antwerpen.”

Meer dan een wonderpil

Met de wetenschappelijke voorbereiding is Jorg Schelfhout al jaren bezig. Enkele veelbelovende onderzoeksresultaten dit jaar brachten alles in een stroomversnelling. “Allegro oprichten is een noodzakelijke stap om investeerders te vinden”, zegt Schelfhout. “Ik heb al enkele financiële partners gevonden en voer nu volop gesprekken met kandidaat-medewerkers. Commerciële en financiële profielen, maar vooral medici. Artsen en chirurgen aan boord krijgen is belangrijk, want zij zijn de eindgebruikers van onze oplossingen.”

Wat we doen, ligt op het snijpunt van medtech, biotech en life sciences

De therapie gaat ver voorbij de spreekwoordelijke wonderpil. Allegro wil een platform bouwen: één oplossing die flexibel inzetbaar is voor kraakbeenletsels. “Kraakbeenregeneratie is een grote maar onderbediende markt, een unmet clinical need zoals dat heet in biotechland”, zegt Schelfhout. “Meniscusletsels zijn wereldwijd goed voor 1,7 miljoen geregistreerde gevallen. Als eerste toepassing van de platformtechnologie richten we ons op meniscusregeneratie. Maar we willen op termijn vooral een pipeline-in-product voor kraakbeenregeneratie ontwikkelen.”

Een platform voor een brede waaier van applicaties, als we Schelfhout mogen geloven. “Onze technologie kan de medische sector op zijn kop zetten, met onder meer biosensoren en slimme nanomaterialen. We integreren AI om snelheid te kunnen nemen. Wat we doen, ligt op het snijpunt van medtech, biotech en life sciences.”

Stamcellen en een 3D bioplotter

Snelheid nemen is een must, zeker voor een biotech start-up. Al zijn de deadlines strak, toch zal het minstens vijf jaar duren voor Allegro een product op de markt heeft. “We testen eerst in vitro in samenwerking met de Campus Kulak van de KU Leuven, daarna volgen er in vivo dierentests. Die preclinical trials lopen over 36 maanden tot eind 2023. Twee jaar later hopen we de clinical trials af te ronden. Dan ben je nog niet rijp voor de markt, want er is goedkeuring nodig van de Amerikaanse FDA en ook een CE markering als ‘medisch hulpmiddel’. Die eerste jaren is de cash burn gigantisch, maar dankzij de vooruitzichten op de heel lange termijn zijn de investeringen de kosten waard.”

Die eerste jaren is de cash burn gigantisch, maar dankzij de vooruitzichten op de heel lange termijn zijn de investeringen de kosten waard

Dat weefselregeneratie het doel is van Allegro Biotech is, is geen toeval. Jorg Schelfout heeft voorsprong in het vakgebied dankzij zijn PhD wetenschappen, optie scheikunde. Als doctoraatsonderzoeker aan UGent promoveerde hij op een studie over het onderwerp. “Na mijn ingenieursstudies chemie behaalde ik een extra masterdiploma chemie”, zegt hij daarover. “Daarna mocht ik aan de slag als wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Gent. Twee jaar later startte ik met mijn doctoraat, waaraan ik uiteindelijk vijf jaar besteed heb. Het onderwerp is de ontwikkeling van materialen die in combinatie met stamcellen verwerkt worden via een 3D bioplotter om artificieel weefsel te creëren. Biotech en MedTech gecombineerd.”

Het altijd zelf willen doen

Op een bepaald moment krijgt elke doctor in de scheikunde een mooi aanbod uit de privésector en dat was voor Jorg Schelfhout niet anders. Die eerste job had niets te maken met zijn specialisatie. “Maar binnen het bedrijf dat mij headhuntte, Gluecom, maakte ik onverwacht een blitzcarrière. Ik klom er door omstandigheden veel sneller de ladder op tot R&D manager dan voorzien. De nadruk lag op het ontwikkelen van lijmformulaties voor grote industriële klanten.”

“Ik maakte er belangrijke strategische overnames mee, wat een goede leerschool over management en rendabiliteit was. Toch begon het te kriebelen: ik miste inhoud, mijn wetenschappelijke onderzoekswerk. Een commerciële carrière vond ik te eng om mijn potentieel te verwezenlijken. Ik denk dat er altijd diep in mij een ondernemer lag te slapen en die heb ik nu wakker gemaakt. Omdat er in België geen bedrijven zijn die doen waarvoor ik opgeleid ben, kon ik niet anders dan zelf iets starten.”

Omdat er België geen bedrijven zijn die doen waarvoor ik opgeleid ben, kon ik ook niet anders dan zelf iets starten

‘Het zelf willen doen’ typeert Jorg Schelfhout, die naast zijn bedrijfservaring nog meer ondernemerspijlen op zijn boog heeft. Jarenlang had de 37-jarige Liedekerkenaar zijn eigen kunstgalerij. “In 2009 opende ik Art Gallery Jorg in mijn geboortegemeente. Ik stelde er mijn eigen werk tentoon”, blikt hij met enige trots terug. “Schilderen is een passie en er was niemand die mijn werk oppikte, dus zorgde ik zelf maar voor de nodige publiciteit.”

“Na een tijdje deed ik dat ook voor andere kunstenaars. In 2010 exposeerde zelfs op de kunstbeurs Lineart in Flanders Expo. Eén en ander was moeilijk verenigbaar met mijn job als R&D manager, maar ik schilder nog altijd – ik heb een voorliefde voor impressionisme en portretkunst. Mijn kunstgalerij was een ideale uitlaatklep. Maar belangrijker: ondernemen is ook creatief zijn en dat zit wel in me.”

De meest risicovolle fase

Creativiteit en een (potentieel) disruptieve technologie: check, dubbelcheck. Wat nu nog ontbreekt is een compleet team voor Allegro. “De juiste profielen aan boord krijgen”, beaamt Schelfhout. “Een CEO ook, want ik ben eerder de CSO of CTO. In elk geval zoel ik mensen die complementair zijn met mij én met elkaar. Waar ik niet goed in ben, moet de ander in uitblinken.” Deze startfase voelt soms wel wat eenzaam, zegt hij. “Strategische planning bij, boekhouding, subsidieaanvragen, mensen overtuigen…”

“Ik was me bewust van de verscheidenheid aan uitdagingen waar ik mee te maken zou krijgen. En vroegere collega’s, tja, die hebben nog allemaal hun stabiele job in de privé (lacht). Om beginnersfouten in het ondernemerschap te vermijden, heb ik mij omringd met jonge, gemotiveerde topondernemers die al een parcours hebben afgelegd. Een adviesraad met mensen uit zowel de business kant als academici en de medische sector. Zij moeten echt met mij kunnen meedenken.”

Intussen zit de concurrentie niet stil. In Europa en in de VS, China en Korea zijn er ook biotech valleys. Allegro concurreert op wereldschaal. “Bedrijven die het meest in ons vaarwater komen, beperken zich voorlopig tot Stryker en Orteq. In de vakliteratuur zie je wel dat het beweegt. Zeker in China gaat innovatie hard in biotechland. Om de VS kun je nog steeds niet heen als Europese biotech, omdat je daar de goedkeuring nodig hebt van de FDA, het federale voedings- en geneesmiddelenagentschap. Die weegt nog steeds zwaarder dan Europees groen licht. Ook voor een Europese biotech.”

“Pril onderzoekswerk wordt bovendien vaak overgelaten aan kleine bedrijven die werken met durfkapitaal. Wij nemen de meest risicovolle fase voor onze rekening. Een proof-of-concept kan dan doorverkocht worden aan grotere life sciencesbedrijven die het dan commercialiseren. Er kan in de toekomst dus zeker concurrentie bijkomen. Maar onze eerste patenten zijn ingediend om voorsprong te behouden. Onze technologie is patent-pending”, benadrukt Schelfhout.

Concurrenten vóór blijven

Belgische succesvoorbeelden zijn er volgens Jorg Schelfhout voldoende: Argenx, Ablynx, Tigenix, Indigo, Materialise,... En in het bijzonder ondernemers, onderzoekers en managers als Frank Luyten, Tim Van Hauwermeiren, Paul Stoffels en ook Jan Spaas. “Spaas is drie jaar jonger dan ik en heeft een vergelijkbaar parcours afgelegd in dierengeneeskunde. Hij heeft een stamceltherapie ontwikkeld voor paarden met artrose. Daar heeft hij snel succes mee geboekt en zijn onderzoek werd overgenomen door het Duitse Boehringer Ingelheim.”

Gelukkig zijn er in België ook durfkapitaalspelers voor biotech en medtech die je in staat stellen om onafhankelijk te blijven

“Gelukkig zijn er in België ook durfkapitaalspelers voor biotech en medtech die je in staat stellen om onafhankelijk te blijven”, zegt hij. “Momenteel houden we een seedingronde. We mikken vooral op smart capital – investeerders die meegaan naar de volgende rondes, terwijl ze ons strategisch blijven versterken. Binnen een jaar willen we een serie A-kapitaalronde organiseren om de preklinische proeven mee te financieren. Voor ons revolutionaire onderzoek hebben we ook steun van VLAIO gekregen.”

Schelfhout hoopt in eigen beheer de hele rit uit te fietsen, tot de commercialisatie. Al zal dat niet vanzelf gaan. “Ik wil zo ver mogelijk komen”, benadrukt hij. “En vooral: een goed, disruptief product op de markt brengen. In oktober ga ik mee op economische missie met Flanders Investment & Trade naar Boston en New York om contacten te leggen met investeerders.”

Dromen over de verre toekomst is natuurlijk leuk, maar aan een beursgang of een strategische samenwerking denken we pas na de klinische studies. Om de commercialisering te financieren, zou dat wel interessant zijn. En vergis je niet: ik kijk wél uit naar mensen die daar ervaring mee hebben.”