Wie recent nog in een nieuwe wagen gezeten heeft, zal het beamen: als chauffeur krijg je almaar meer rijhulpsystemen ter beschikking. Parkeren, afstand houden op de snelweg, verkeersborden lezen: auto’s bevatten tegenwoordig zoveel geavanceerde chiptechnologie en sensoren dat ze weleens ‘computers op wielen’ genoemd worden. In de toekomst komen daar nog sensorfusiesystemen bij die radar-, lidar-, en camerasensoren combineren tot een hoogwaardig 360°-beeld van de situatie in en rond de auto, ongeacht de weersomstandigheden. Auto’s en verkeersinfrastructuur met een zintuigelijk bewustzijn, dus. Is dat impressionant? Jazeker. Maar zal het je toelaten om je favoriete weekblad te lezen terwijl je door een druk stadscentrum gereden wordt? Bijlange niet.

Samenspel tussen data en computers op wielen

Om verder op te schuiven richting autonoom rijdende voertuigen in complexe omgevingen zoals een druk centrum, moeten we ook aan de slag met verkeersdata. Die vormt een onontbeerlijke aanvulling op data uit sensoren van een slimme auto. Denk aan informatie over de stand van verkeerslichten verderop. Of informatie over grote evenementen met een verkeersimpact, zoals een marathon, of over wegenwerken. Een auto opereert nooit in een vacuüm.

Een slim samenspel tussen verkeersdata en ‘computers op wielen’ is cruciaal voor vlot en veilig verkeer. Denk maar aan een zelfrijdende auto die de staart van een file nadert. Je kan wachten met remmen tot de sensoren de file detecteren, maar dat is behoorlijk ingrijpend, en soms zelfs ronduit gevaarlijk. Met behulp van verkeersdata kan de wagen al veel vroeger anticiperen en gevaarlijke situaties succesvoller vermijden. Dat is een pak veiliger. En: het kost bovendien minder energie.

Duurzaamheid voorop

Behalve verkeersveiligheid en vlotte doorstroming heeft de mobiliteit van de toekomst nog een derde adagium: duurzaamheid. Hoe kan een geconnecteerde, en op termijn zelfrijdende, wagen daartoe bijdragen? Datadelen op zich kan ons verkeer al duurzamer maken. Denk aan proactieve verkeersinformatie op maat, bijvoorbeeld over de aanwezigheid van Park & Rides: dat kan het zoekgedrag in een stadscentrum op slag decimeren. Of als je in de wagen informatie krijgt over de ‘tijd tot groen’ aan een kruispunt, dan kan je als chauffeur je rijgedrag aanpassen, zodat je bijvoorbeeld je motor niet nodeloos laat draaien.

Door langer groen te geven aan trucks in een gebied met veel logistiek verkeer, kan je dan weer vermijden dat transport minder vaak moet stoppen en dus minder uitstoot. Of nog: vlotte datadoorstroming zal ons toelaten om vlot van het ene op het andere vervoersmiddel te stappen. Gegevens van De Lijn of de NMBS zouden gecombineerd moeten worden met informatie over de verkeersdrukte of de beschikbaarheid van deelfietsen. Uit de imec.mobiliteitsmeter 2023 blijkt dat de bevraagde respondenten vooral bereid zijn om voor de duurzame vervoersopties te kiezen als die qua tijd, prijs en gebruiksgemak kunnen concurreren met de minder duurzame opties. Data kunnen hier een belangrijke stimulans geven.

Op termijn zie ik zelfrijdende wagens in de vorm van flexibele shuttles. Mobiliteit wordt dan meer een soort van dienst, waardoor er heel wat minder nood is aan persoonlijke wagens en er ruimte kan vrijkomen voor actieve weggebruikers of voor een bankje in het groen. En ook in de wereld van het zwaar wegtransport zie ik kansen. Denk aan een konvooi van trucks dat vanop afstand aangestuurd wordt door een menselijke operator. Data kunnen ook hier helpen om de doorstroming van het konvooi vlot te trekken en hen bijvoorbeeld langer groen te geven in een industriezone. Zo boek je grote winst op het vlak van uitstoot en reistijd.

Publiek-private samenwerkingen voor mobiliteit

Waar welke verkeersborden staan, hoe de rijstroken op elke snelweg lopen, waar je wel of niet mag parkeren, hoe de verkeerslichten staan en waar prioritaire voertuigen rijden: die verkeersinformatie is bij de verschillende overheidsdiensten op Vlaams en lokaal niveau overvloedig aanwezig. Het enige euvel: de data hébben volstaat niet. Ze moet op zo’n manier geordend en aangeboden worden dat ze onmiddellijk gebruikt kan worden door toepassingen die autoconstructeurs in hun auto’s inbouwen, of door applicaties op de smartphone van een fietser. Het ontwarren van die dataknoop is een Herculestaak, die overheden noch bedrijven alleen kunnen klaren.

Publiek-privaat samenwerken is aan de orde. Hoe brengen we vaart in dat soort samenwerkingen hier in Vlaanderen? Door de juiste randvoorwaarden te scheppen voor innovatie, en dat doe je door te beginnen op kleine schaal, in pilootomgevingen, met testcases. Een voorbeeld is de mobiele rateltikker, een app die informatie van intelligente verkeerslichten via de smartphone beschikbaar maakt voor mensen met een visuele beperking. Andere testcases waar we aan werken: hulpdiensten sneller en veiliger ter plekke krijgen, of de bussen van De Lijn vlotter laten rijden. Nadat we op kleine schaal het succes hebben bewezen, kan het over het hele wegennet uitgerold worden.

Om de beloftes van veiligheid en duurzaamheid waar te maken, zullen technologische innovaties in de wagen gekoppeld moeten worden aan slimme data-uitwisseling.

Mobiliteit van de toekomst, made in Vlaanderen

Een glazen bol hebben we niet. En de volledig autonoom rijdende wagen heeft nog behoorlijk wat obstakels te overwinnen. Maar één ding lijkt zeker: om de beloftes van veiligheid en duurzaamheid waar te maken, zullen technologische innovaties in de wagen gekoppeld moeten worden aan slimme data-uitwisseling. Het zijn twee razendsnelle technologische evoluties die naar elkaar zullen toegroeien de komende jaren, en die elkaar zullen versterken. En het zijn bovendien twee evoluties waar we bij imec als gangmaker optreden. We werken vandaag al nauw samen met autoconstructeurs voor de sensor- en computersystemen van de toekomst. En met de Vlaamse overheid laten we verkeersdata vlotter stromen, onder andere binnen het Mobilidataprogramma. Vlaanderen zou zomaar eens een epicentrum kunnen worden voor de mobiliteit van de toekomst.

Ik kijk met heel wat verwachtingen naar Flanders Technology & Innovation. Die campagne van de Vlaamse regering kan als katalysator fungeren voor de data-economie en ertoe bijdragen dat publieke en private partners elkaar sneller vinden. Daardoor zouden nuttige verkeerstoepassingen vlotter ontwikkeld kunnen worden en komen we een stapje dichter bij het einddoel: veiligere, vlottere en duurzamere mobiliteit voor alle weggebruikers.